Een eetbaar bos is toch wel het paradepaardje van de permacultuur. Het beeld van een bos waar je met je mandje doorheen kunt wandelen en al mijmerend je vruchten, noten en groenten kunt oogsten… dat moet toch tot de verbeelding spreken. En dan is het verhaal ook nog dat het eetbare bos zo in balans is dat het zich zelf in stand houdt. Je hoeft er dus nauwelijks wat aan te doen. Wie wil dat nou niet?! Wij wel; dus zijn we afgelopen juni bij één van de belangrijkste pioniers van eetbare bossen geweest: Martin Crawford. Die heeft al 20 jaar een forest garden in Engeland. We gingen erheen voor een workshop. Maar stiekem ook een beetje om te kijken of het nou echt zo mooi is als het wordt voorgesteld.
Dat het eetbare bos van Martin Crawford mooi is om door heen te lopen, daar kan geen twijfel over bestaan. Precies wat ik me er van had voorgesteld: slingerende paadjes die langs de prachtigste bloeiende vruchtbomen leiden naar een open plek met gras, een vijver, overal weelderig groeiende planten. Die na een toelichting dan ook echt bijna allemaal eetbaar blijken te zijn. Dit bos staat er dan ook wel al twintig jaar. Dat het daarvóór een kale grasvlakte was is nu onvoorstelbaar. Martin Crawford is echter onlangs op een nieuw stuk grond begonnen en daar zie je inderdaad alleen nog maar een stuk gras met wat kleine fruitboompjes er op. Dat herkennen we beter ;-).
10 jaar opbouwen
Toch hoef je niet twintig jaar te wachten voor het bosgevoel; en zeker niet voor je eerste oogst. Er zijn bomen die al in een paar jaar meters hoog worden (zoals de hartbladige els, alnus cordata die wel 1,2 meter per jaar groeit en stikstof uit de lucht bindt) en fruitbomen kunnen met een beetje geluk al het tweede jaar oogst geven. Wel moet je er op rekenen dat je de eerste tien jaar bezig bent met planten, verplanten en bijwerken. Een goed ontwerp is het halve werk; maar daarmee ben je er nog niet. Je bent flink wat jaren bezig voordat het zo’n uitgebalanceerd systeem is dat je er bijna niks meer aan hoeft te doen. Martin Crawford heeft dat punt inmiddels wel weten te bereiken. Het enige wat hij doet is twee keer per jaar het gras maaien (dat zou je ook door ganzen kunnen laten doen), en in de maanden tussen april en juli één keer per maand wieden. Goede score…
Niet spitten = kadootje voor het bodemleven
Grondbewerking staat natuurlijk sowieso niet op zijn tot-do list. Dat is juist één van de grote voordelen van een bostuin: dat je de grond helemaal met rust laat. Spitten versnelt namelijk de verzuring van de grond door het uitspoelen van mineralen. En door niet te spitten kan het bodemleven zich optimaal ontwikkelen.
Volgens Martin Crawford zijn de schimmels in de bodem namelijk de belangrijkste ‘planten’ in zijn tuin. Die vormen relaties met de wortels van de planten en maken de nutriënten uit de bodem beter opneembaar voor de planten. Ze beschermen planten tegen ziektes, en vervoeren zelfs nutriënten door de bodem. Daardoor komt bijvoorbeeld de stikstof die stikstofbindende planten creëren precies daar terecht waar andere planten het nodig hebben. Magisch!
200 soorten op het menu in plaats van 20
Het meeste werk is dus het oogsten en opeten! Want als je de bamboescheuten niet opeet, ja, dan heb je over een paar jaar een bamboe-bos. En dat zou dan weer een erg eentonig menu opleveren. Zonde, als je bedenkt dat je in een voedselbos makkelijk zo’n 200 verschillende soorten groenten en fruit kunt hebben. Ter vergelijking: ons huidige menu is gebaseerd op maar ongeveer twintig verschillende soorten! Waarvan één soort (tarwe) dan ook nog eens 20 % van alle calorieën uitmaakt. Beschamend.
In het bos van Martin Crawford (2 acre groot = 0,8 hectare) groeien wel 550 soorten, omdat hij volop met van alles experimenteert. Hij plant bijvoorbeeld ook medicinale planten, verfplanten en bruikbare vezels. En er zijn planten die alleen een functie voor het systeem hebben; als voedsel voor andere planten of om insecten en bijen aan te trekken (door die diversiteit is het systeem veel minder kwetsbaar dan een monocultuur). Maar het merendeel van de planten is eetbaar. Volgens Martin kan je van 1 acre (= 0,4 hectare) makkelijk 4-5 personen voeden. De vraag is alleen; lukt dat jaarrond en wát krijgen die mensen dan te eten?
Hoe zit het met de koolhydraten?
Want dat viel ons toch wel op; dat je in zo’n bos heel veel blad/groene groenten kunt oogsten, heel veel fruit (oneindig veel jams en chutneys gegeten), en noten (als je geen last hebt van overpopulatie van eekhoorns zoals daar in Engeland). Maar lastiger is het om aan je koolhydraten te komen. Nou zou je kunnen denken; dat willen we toch juist, zo weinig mogelijk koolhydraten? Maar voor onze energie hebben we toch wel een deel van de plantaardige koolhydraten nodig; zoals die in knollen, pompoenen, peulvruchten en kolen zitten. En dat zijn dan juist de éénjarige groenten. Dat zijn ook de soorten die we goed kunnen bewaren en ons de winter door kunnen helpen. Maar die hebben veel energie van de zon nodig, en zijn dus niet op hun plek in een echte bostuin. Permacultuurdocent Taco Blom pleit dan ook meer voor een bosrandmodel, waarbij het idee van een bostuin geïntegreerd kan worden met éénjarige groenten door meer ruimte tussen de bomen te houden.
Groen in het vroege voorjaar
Waar een bostuin wel weer een echt gat opvult is in het vroege voorjaar. Dan begin je echt genoeg te krijgen van de pompoenen en ingemaakte kool; maar de eerste oogst van raapstelen, spinazie etc. laat dan nog op zich wachten. De vaste planten in het voedselbos zijn dan echter al volop aan het uitlopen en bieden het verse groen vol vitamine C waar we dan om zitten te springen. De voorlopige conclusie is dus dat een geïntegreerd model van een bostuin en éénjarige groenten de beste manier is om jaarrond op een duurzame manier aan je nutriënten te komen.
Meer info over voedselbossen:
Beleef de tuin zelf en hoor Martin Crawford uitleg geven in deze video:
Wat een schitterend en uiterst zinnig verhaal, waarvoor veel dank.
Het enige waar ik over na moet denken is wat je over de behoefte aan koolhydraten zegt.
Zouden wij niet iets verder terug naar de oorsprong moeten waarin vetten de allervoornaamste voedingsbron vormden.
Dat waren indertijd ook bij dierlijk vet allemaal goede vetten en dat is tegenwoordig wel even anders, al zijn ze er nog wel via b.v. wildernisvlees.
Meer is niet altijd beter, integendeel, maar van dit soort informatie krijg ik nooit genoeg al ben ik er voor een flink deel al van op de hoogte, maar dit soort bevestigende berichten doen mij als rastwijfelaar altijd goed.
Hoi Theo, dank voor je leuke reactie. Je pakt inderdaad precies het punt er uit waar nog wat op af te dingen is; de koolhydraten. Die hebben we niet perse nodig; we kunnen ook al onze energie uit vetten en eiwitten halen. En met goede kwaliteit vlees van wild of in ieder geval dieren met een natuurlijk dieet kan je daar een heel eind mee komen. Ik ben van plan binnenkort een blog te posten over de haalbaarheid van zo’n groot aandeel vlees in ons dieet met de hoeveelheid mensen die er nu op aarde rondloopt…
Blijft nog wel een ander punt: hoe meer variatie in wat we eten hoe beter; zeker wat betreft fytonutrienten in groenten en fruit. Wellicht zitten er in die eenjarige groenten weer andere stofjes dan in de vaste groenten. Andersom geldt dat trouwens zeker; dat vaste planten door hun diepere wortels andere stoffen omhoog kunnen halen uit de bodem dan eenjarigen. Nou goed, het blijft een onderwerp waar het laatste woord nog niet over gezegd is!
Gôh, leuk zoiets. Ipv de supermarkt (Soms?:)
Heel interessant!
Lieve Roosje,
Leuk om je verhaal en ervaringen met Martin Crawford te lezen!
Ik kan je goed volgen en jouw en Taco’s conclusies delen…
maar het blijft toch wel een heel inspirerende man.
Ik ben benieuwd hoe zijn werk zich verder ontwikkelt…
liefs,